Het is namelijk zwarte zaterdag. Maar zwarte zaterdag is voor stervelingen.
Wij zijn fluider dan gedacht naar plaats van bestemming gereden.
We zijn weer op Village Le Chat.
Twee jaar geleden waren we hier ook.
Het is een feest der herkenning. De “oh ja’s!” vliegen iedereen om de oren.
Maar het winkeltje is gesloten als we ons eerste rondje op het park maken na aankomst.
Ik kan een gevoel van teleurstelling niet onderdrukken.
In de namiddag zijn de bedden opgemaakt, de koffers uitgepakt, de Spelmaker in het zwembad, de koelkast en proviandkast gevuld.
De Spelmaker heeft zijn nieuwste beste vriend ook al gemaakt.
En Draakje heeft al illegaal een halve cub zand de woonkamer ingekruid om zijn treintjes serieus mee te laten kunnen spelen.
De Bevelvoerder en ik zijn allerlei soorten van moe.
Da’s een goed teken. Vkaansie. Mode. Kicking. In.
Ik loop met Wijzemans naar de bar. Hij mag een ijsje halen.
Het winkeltje blijkt nu wel open.
Mjn hart maakt een sprongetje en ik loop naar binnen.
En ik spot hem direct.
Wijzemans loopt naar de vitrine met ijs en ik zeg dat hij wat mag uitzoeken en moet afrekenen bij die meneer.
Die meneer kijkt me aan.
En oh mijn god, wat is hij 2 jaar ouder.
Ik vraag me net als 2 jaar geleden af hoe oud hij in godsnaam eigenlijk is.
Da’s een heleboel god in één paragraaf, maar hij is echt heul oud!
Nul blik van herkenning van zijn kant ondertussen.
Hij schudt alleen maar sjachereinig nee.
Bij hem kan je niet afrekenen.
Wijzemans pakt een ijsje en ik stuur hem richting de behulpzame vakantiekracht.
Ik loop op die meneer af.
Het is goed u weer te zien, zeg ik.
Nou, dan ben je de enige, bromt hij.
Oh, wat klopt het plaatje.
U kent mij vast niet meer, zeg ik,
Maar wij zitten in het huisje van de PV van Repeldorp.
We zaten hier 2 jaar geleden ook.
Hij wijst naar me met een kromme vinger, zijn ogen worden groter.
Ooooooohhhhh……zegt hij.
En vervolgt nors: ik had nog een telefoontje van je verwacht.
Ik moet glimlachen, ik kan het niet helpen.
We hebben het serieus overwogen, zeg ik.
Maar we wilden niet 2 jaar op rij hetzelfde.
Snap ik wel, zegt hij.
Ik noemde hem ooit in een logje niet voor niks Stadler, van Stadler en Waldorff.
(Ik heb de link even niet bij hand van het logje over hem van destijds, slechte wifi hier, op vkaansie. Jammer, anders had ik meteen een toen-en-nu-foto-combi van die meneer kunnen plaatsen!)
Allemaal idioten zijn er geweest in dat huisje, gaat hij door, leunend op de toonplank.
Allemaal gekken daar in dat huisje.
Allemaal gekken daar in Repeldorp.
Ik weet het, grinnik ik, ik heb de beste getroffen.
Oh ja, zegt hij, gravend in zijn geheugen, en hij wijst een lengte aan veel langer dan hijzelf…die lange?
Ja, zeg ik glimlachend, nog steeds die lange.
Waar is die andere man, vraag ik, die van twee jaar geleden?
(Waldorf denk ik bij mezelf.)
Oh, die is weg, zegt hij.
Gelukkig ben jij er nog, zeg ik.
Hij grijnst een halve grijns en bromt iets tegen een andere klant.
Gelukkig klopt het plaatje nog.
Wijzemans heeft zijn ijsje afgerekend en ik weet dat die meneer en ik elkaar de komende 2 weken elke ochtend gaan zien als ik onze vaste ontbijtbestelling ga halen.
Mijn stiekem heul aardige brompot.
Ik geloof dat we een zwak voor elkaar hebben.